Ik heb het grote geluk dat ik heel vaak met mijn moeder kan kletsen over
vervlogen tijden. Zij is ver in de negentig en haar herinneringen van de tijd
voor WO2 boeien mij enorm. Mocht je nou denken daar komt weer zo’n verhaal van
‘vroeger was alles beter en gezelliger’, dan heb je het behoorlijk mis. Het was
toen anders, het was hard werken voor het dagelijkse brood (geen van negen tot
vijf mentaliteit), de leefomstandigheden waren meedogenloos (in ieder huis was
er wel een te vroeg overleden kind), de sociale controle binnen de kleine
leefgemeenschappen was duidelijk aanwezig (laat zich raden of men daar altijd
blij mee was?). Maar er was toen een dingetje minder nadrukkelijk aanwezig, een
dingetje dat ik de laatste tijd steeds vaker zie, namelijk ‘ikke’.
Ikke eerst, ikke ben het centrum en alles draait om mij. Wil je een voorbeeld?
Ik sta met de aanhanger tuinafval in de rij voor het milieupark in Margraten.
Daar moet je links van de weg in de rij staan, dat op zich is vreemd, maar
intussen is daar iedereen aan gewend. Helaas zijn de diverse uitgangen van het
park ook aan de linker kant, dus moet je voor het uitrijdend verkeer een open
plek in de wachtrij maken. Dat is geen probleem, intussen is daar iedereen aan
gewend. Ik verleen voorrang aan een tractor, die zijn milieuspul kwijt is en
daardoor valt er uiteraard een gat in de wachtrij. Gelijktijdig komt er een
vette Volvo rechts langs de rij, verleent uiteraard aan de tractor geen
voorrang en pakt doodeenvoudig de ‘vrij gekomen plek’. Ergerlijk, want
voorkruipen is niet leuk. Maar ja, moet je daarvoor uitstappen en een ‘gesprek’
beginnen? Komt er vervolgens een kleine Opel ook rechts langs de rij, stopt
naast de Volvo, de ramen van beide voertuigen gaan naar beneden, men begint een
gesprek. Ik denk nog: “Die gaat even vertellen dat voorkruipen onfatsoenlijk
is”. Vervolgens laat de Volvo echter een gat in de rij vallen, waar de Opel
snel induikt. Een keer is fout, twee keer maakt mij kwaad, dus ik stap uit en
ga verhaal halen bij de Volvo. Raampje gaat naar beneden en op mijn vraag of
men niet begrepen had dat iedereen normaliter achter in de rij aansluit, krijg
ik van de bestuurster een waterval van kwaaie woorden, waaruit ik moet opmaken
dat men de vrouw op de rechter stoel aan het helpen is met het wegbrengen van
milieuspul, dat zij nog nooit op het park is geweest en dat er een plekje in de
rij vrij was, “Toch!?”. “Of men niet zag dat er meerdere mensen in de rij stonden
en dat de tractor bijna in hun zijkant zat?” “Huh?!?!” en het raampje gaat
dicht. Dan maar eens vragen of de Opel het geheel ook op die manier
interpreteert. En ja hoor, zo’n blond paardenstaart-ding gaf te kennen, terwijl
haar blik op het telefoonscherm gericht bleef: “Dat men iemand aan het helpen
was”. “Moet u daarom voorkruipen en met twee voertuigen op het park zijn, dat
kan toch ook met één auto?”. “Ik heb u de zaak uitgelegd en daarmee basta!” en
het raampje gaat dicht.
Nog een voorbeeld? Komt-ie. Afgelopen weekend heb ik als vrijwilliger
geholpen bij IronMan Maastricht. Tijdens de opbouw moet er heel wat werk verzet
worden, vrachtwagens laveren tussen kraampjes door, heftrucks slepen met
materialen van links naar rechts. Tijdens zo’n sleeptocht met afzethekken, die
in verband met de aanwezige materialen, heel hoog opgetild worden, sluipt een
echtpaar voor de heftruck en onder de zware last door. Ik attendeer mevrouw
hierop en vraag haar weg te gaan. In onvervalst Maastrichts: “Meen je nu dat ik
ergens bang voor ben, jongen?” “Nee, mevrouw, maar als u iets overkomt, is de
heftruckchauffeur wel zwaar de pineut, dus zou u a.u.b. aan de kant willen
gaan?” “Ich gaon boe iech wil!” En dan de honderden keren dat men afzethekken
aan de kant schuift (want hier loop ikke altijd), atleten de doorgang verspert
(want ikke moet aan de andere kant van het terrein zijn) en ga zo maar door.
Kleine voorbeelden van de momenten dat de ego voor het algemeen gaat. Natuurlijk
moet je af en toe je plek opeisen, moet je af en toe aan jezelf denken, maar
besef wel dat anderen in je nabijheid zijn en als die hun plek opeisen, ben jij
de pineut. Zoals moeder vanochtend nog zei: “Als we toch een beetje op elkaar
letten en elkaar een beetje respecteren, dan zag het er allemaal heel anders
uit”.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten