dinsdag 8 augustus 2017

Ikke



Ik heb het grote geluk dat ik heel vaak met mijn moeder kan kletsen over vervlogen tijden. Zij is ver in de negentig en haar herinneringen van de tijd voor WO2 boeien mij enorm. Mocht je nou denken daar komt weer zo’n verhaal van ‘vroeger was alles beter en gezelliger’, dan heb je het behoorlijk mis. Het was toen anders, het was hard werken voor het dagelijkse brood (geen van negen tot vijf mentaliteit), de leefomstandigheden waren meedogenloos (in ieder huis was er wel een te vroeg overleden kind), de sociale controle binnen de kleine leefgemeenschappen was duidelijk aanwezig (laat zich raden of men daar altijd blij mee was?). Maar er was toen een dingetje minder nadrukkelijk aanwezig, een dingetje dat ik de laatste tijd steeds vaker zie, namelijk ‘ikke’.

Ikke eerst, ikke ben het centrum en alles draait om mij. Wil je een voorbeeld? Ik sta met de aanhanger tuinafval in de rij voor het milieupark in Margraten. Daar moet je links van de weg in de rij staan, dat op zich is vreemd, maar intussen is daar iedereen aan gewend. Helaas zijn de diverse uitgangen van het park ook aan de linker kant, dus moet je voor het uitrijdend verkeer een open plek in de wachtrij maken. Dat is geen probleem, intussen is daar iedereen aan gewend. Ik verleen voorrang aan een tractor, die zijn milieuspul kwijt is en daardoor valt er uiteraard een gat in de wachtrij. Gelijktijdig komt er een vette Volvo rechts langs de rij, verleent uiteraard aan de tractor geen voorrang en pakt doodeenvoudig de ‘vrij gekomen plek’. Ergerlijk, want voorkruipen is niet leuk. Maar ja, moet je daarvoor uitstappen en een ‘gesprek’ beginnen? Komt er vervolgens een kleine Opel ook rechts langs de rij, stopt naast de Volvo, de ramen van beide voertuigen gaan naar beneden, men begint een gesprek. Ik denk nog: “Die gaat even vertellen dat voorkruipen onfatsoenlijk is”. Vervolgens laat de Volvo echter een gat in de rij vallen, waar de Opel snel induikt. Een keer is fout, twee keer maakt mij kwaad, dus ik stap uit en ga verhaal halen bij de Volvo. Raampje gaat naar beneden en op mijn vraag of men niet begrepen had dat iedereen normaliter achter in de rij aansluit, krijg ik van de bestuurster een waterval van kwaaie woorden, waaruit ik moet opmaken dat men de vrouw op de rechter stoel aan het helpen is met het wegbrengen van milieuspul, dat zij nog nooit op het park is geweest en dat er een plekje in de rij vrij was, “Toch!?”. “Of men niet zag dat er meerdere mensen in de rij stonden en dat de tractor bijna in hun zijkant zat?” “Huh?!?!” en het raampje gaat dicht. Dan maar eens vragen of de Opel het geheel ook op die manier interpreteert. En ja hoor, zo’n blond paardenstaart-ding gaf te kennen, terwijl haar blik op het telefoonscherm gericht bleef: “Dat men iemand aan het helpen was”. “Moet u daarom voorkruipen en met twee voertuigen op het park zijn, dat kan toch ook met één auto?”. “Ik heb u de zaak uitgelegd en daarmee basta!” en het raampje gaat dicht.

Nog een voorbeeld? Komt-ie. Afgelopen weekend heb ik als vrijwilliger geholpen bij IronMan Maastricht. Tijdens de opbouw moet er heel wat werk verzet worden, vrachtwagens laveren tussen kraampjes door, heftrucks slepen met materialen van links naar rechts. Tijdens zo’n sleeptocht met afzethekken, die in verband met de aanwezige materialen, heel hoog opgetild worden, sluipt een echtpaar voor de heftruck en onder de zware last door. Ik attendeer mevrouw hierop en vraag haar weg te gaan. In onvervalst Maastrichts: “Meen je nu dat ik ergens bang voor ben, jongen?” “Nee, mevrouw, maar als u iets overkomt, is de heftruckchauffeur wel zwaar de pineut, dus zou u a.u.b. aan de kant willen gaan?” “Ich gaon boe iech wil!” En dan de honderden keren dat men afzethekken aan de kant schuift (want hier loop ikke altijd), atleten de doorgang verspert (want ikke moet aan de andere kant van het terrein zijn) en ga zo maar door.

Kleine voorbeelden van de momenten dat de ego voor het algemeen gaat. Natuurlijk moet je af en toe je plek opeisen, moet je af en toe aan jezelf denken, maar besef wel dat anderen in je nabijheid zijn en als die hun plek opeisen, ben jij de pineut. Zoals moeder vanochtend nog zei: “Als we toch een beetje op elkaar letten en elkaar een beetje respecteren, dan zag het er allemaal heel anders uit”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten