woensdag 30 mei 2012

Frankrijk huilt


Na een kort verblijf op een camping ergens in midden Frankrijk voelt het na twee dagen al weer of je nooit bent weggeweest. Het maakt ook niet zo veel uit, Frankrijk verschilt niet veel van Nederland. Alhoewel, iedere keer neem je van een reis weer een ervaring mee.

Op de camping mag je voor een kleine zestien Euro genieten van een drie-gangen-menu. Deelname is gebonden aan drie regels: inschrijven vóór 17u00, er is maar één menu en er is geen tafelschikking. Dat laatste is interessant, want tot op het laatste moment blijft onbekend, wie je tafelgenoten zijn. Dus het is schikken aan de lange tafel voor tig personen of de enkele tafeltjes voor twee of vier personen. Een groot aantal plekken worden ingenomen door eigenaren van de camping en alle vrijwilligers, die in de weer zijn om de camping op zomersterkte te brengen. Alle overige plaatsen staan ter beschikking van de inschrijvers. Wij waren iets aan de late kant met schikken, de grote tafel was bezet, alleen een tafeltje voor vier personen was nog vrij. Na ons arriveerden nog een koppel en tijdens het voorstellen werd het meteen duidelijk: Fransen. Ons beste Frans moest dus van stal. Een aantal Franse woorden heb ik wel paraat, maar om enkele uren in het Frans te converseren, is toch een majeure opgave. Even stak het nerveuze gevoel van een spreekbeurt Frans uit de Mulo-periode de kop op. Je hebt echter geen keuze, je bent in Frankrijk en je kunt wel stoer voor je uit zitten staren of met je partner een Limburgs onderonsje houden, maar dat werkt niet en trouwens dat wil ik ook niet. Dus gingen wij het gesprek aan. Eerst passeerden alle bekende en minder persoonlijke onderwerpen de revue: hoe de camping bevalt, waar je voorheen op vakantie bent geweest en niet te vergeten ‘het weer’. Daarna kwamen de meer persoonlijke zaken aan bod, woonplaats, beroep, het aantal kinderen en wat die zoal in de wereld uitspoken. Het bleek een echtpaar uit Bretagne te zijn, drie kinderen, woonachtig in het uiterste puntje van Bretagne. Automatisch kwamen we op het onderwerp ‘taal’, hun Bretons en ons Limburgs. Tot mijn verbazing vertelde men dat het Bretons nog maar door 5% van de bevolking gesproken wordt, kinderen leren het niet meer van hun ouders, zij zelf spraken al geen Bretons meer. Men was dan ook oprecht verwonderd, zelf jaloers, dat wij in ons dagelijks leven Limburgs spreken, dat onze kinderen Limburgs converseren en dat sommigen op internet zelfs in het Limburgs schrijven. Daarna kwam natuurlijk de politiek aan de beurt, een inkoppertje met een president die Hollande heet. De Bretonse tafelgenoten maakten met woord en daad duidelijk dat men ‘de Fransen’ (zij bedoelden alle Fransen min de Bretonners) zeurpieten en huilebalken vond, waarbij hun wijsvinger de weg van een traan vanaf het oog naar de kin markeerde. Huilebalken zijn het, zelfs in deze tijd van economische aanpassingen, wil een Fransman alleen ontvangen en niets inleveren, niet aanpakken en volhouden, nee zeuren en pruilen.
Wel spraken zij vol bewondering over de Nederlanders, die je overal in de wereld vind met hun investeringen, hun vastgoed, hun ideeën, hun (waterbouwkundige) werken. Vooral de mentaliteit van aanpakken en niet zeuren, viel bij hen goed in de smaak.

Relativerend als wij zijn, hebben we aangegeven dat er ook in Nederland verschillen zijn, Nederlanders noemt men zuinig (was bij onze tafelgenoten bekend), terwijl de Limburger graag te boek staat als Bourgondisch. Vol verbazing constateerden wij dat het begrip Bourgondisch helemaal niet herkend werd. Toen wij als aanvulling probeerden het spreekwoord “Leven als God in Frankrijk” te verduidelijken, werd het onbegrip alleen maar groter. Daar moet je in Frankrijk niet mee aankomen, Frankrijk huilt.

woensdag 9 mei 2012

Blik op de weg


Vanwege werkzaamheden heb ik vandaag een paar honderd kilometer autoweg onder de wielen geschoven. Een autoweg is net een speeltuin en zoals altijd vallen bepaalde dingen op.

De snelheid is gemiddeld genomen gematigd. Als je rijdt met een snelheid zo tussen de 100 en de 110 kilometer, wordt je niet vaak gepasseerd. Ik vraag me dan ook af waarom een politieke partij meende ons zo blij te moeten maken met wegvakken waarop je 130 kilometer mag rijden. De coureurs rijden toch te hard, want de helft van de passerende auto’s, vliegen langs met veel meer dan de toegestane 120 kilometer.
Verder noteerde ik weer eens een bepaald type auto, waarin zo’n typische  chauffeur zit, zijn hoofd is namelijk voorzien van zo’n scheef staand petje. De vraag is waarom deze auto nog een passagiersstoel hebben, de chauffeur hangt namelijk in het middenpad, waarbij de rechterhand op de pook leunt en de linkerhand nonchalant boven op het stuur ligt. Wat is er toch met deze, veelal zeer jonge, chauffeurs? Hebben die tijdens de rijlessen geleerd dat dit er stoer uit ziet of reden zij zo slecht dat ze constant op de schouder van de instructeur moesten uithuilen?
En dan heel irritant, het ritsgedrag van menigeen. Je kunt namelijk geen 50 meter ruimte met je voorganger laten vallen of er schuift een of andere blinde toekan tussen. Geen minuut de tijd om op een fatsoenlijk invoeggat te wachten. Nee, er is iets meer ruimte dan hun auto lang is en ze plaatsen hem plompverloren in dat gat. Jij kunt dan weer in de rem klimmen om een fatsoenlijke afstand te creëren. Normaal als we moeten ritsen, lukt het voor geen meter en blijven ze zo lang mogelijk naast elkaar rijden, nu hoeven we niet te ritsen en ze flitsen van links naar rechts door de kleine gaatjes.
Nog zo iets opmerkelijks was de politieauto, die met flinke snelheid rechts passeerde. Er was weliswaar een afrit in de verre verte, maar als ik dat gedrag had vertoond, was het een dikke bon geweest.

Het was dus een mooie dag op de autoweg, goed voor een aflevering ‘Blik op de weg’. Heb ik dan niets fout gedaan en was ik de perfecte automobilist? Nee hoor, af en toe bleef ik te lang links rijden (anders bleef ik tussen de vrachtauto’s hangen) en soms ben ik bij wisseling van rijstrook vergeten richting aan te geven. Niet goed, maar geen grote fouten, ik ben ook maar een chauffeur. Ik was wel op tijd bij mijn afspraak, is gewoon een kwestie van mooi recht zitten in je stoel, je gewoon aan de snelheid houden en ….. op tijd vertrekken.

donderdag 3 mei 2012

Pech onder weg


Veel dingen zijn vervelend en een van die zaken is pech onder weg. Als het gebeurd, is het altijd op het verkeerde moment en op de verkeerde plek.

Na een lange dienst rijdt mijn lief tegen elf uur ’s avonds huiswaarts. Door bewoond gebied, maar ook over stille wegen en langs donkere bedrijfsterreinen. Een van die donkere plekken is een bedrijventerrein, om precies te zijn tussen de plek waar publieke dames diensten aanbieden en het crematorium. Net op die plek, met minimale openbare verlichting, is opeens een enorm schurend geluid te horen. De auto wordt aan de kant gezet en met een onrustig gevoel stapt zij uit om te kijken wat er aan de hand is. De knalpijp is midden onder auto afgebroken, verder rijden is geen optie. Ze stapt weer in, sluit alle deuren en besluit mij thuis te bellen. Na kort overleg wordt besloten dat ik naar de plek des onheils rijd om technische en morele ondersteuning te bieden. Spoed is gewenst, want op de plek lopen kwijlende mannen en andere vreemde figuren. Binnen 10 minuten ben ik ter plaatse, wordt de knalpijp aan de achterzijde uit de rubberen ophanging getild en geprobeerd deze onder de auto vandaan te trekken. Een aantal pogingen later hangt de pijp nog steeds onder de auto, de vele bochten verhinderen dat het kreng vrij komt. Intussen, ik lig onder de auto, mijn lief zorgt met haar mobiele telefoon voor de verlichting van de werkplek, is een man en vrouw met Oost-Europees uiterlijk naderbij geschuifeld. Met de handen voor de borst, net als Boeddha-beeld, vraagt de man, smeekt hij haast in gebrekkig, maar goed begrijpelijk Nederlands, of hij mag helpen. De vrouw blijft een beetje op afstand. Met enig wantrouwen wordt met de hulp ingestemd, want je weet maar nooit! Vol overgave gooit de man zich onder de auto. Onze waarschuwing om toch vooral voorzichtig te zijn met zijn crèmekleurige broek hoort hij niet, geconcentreerd bestudeert hij de uitdaging. Een meegenomen draad, vast gemaakt aan de kofferdeksel, houdt intussen de knalpijp van de grond. Nu nog de pijp onder de auto optillen, want die ligt nog steeds op de grond. De Oost-Europese man springt ineens op, loopt richting berm en verdwijnt in de het struikgewas. Korte tijd later verschijnt hij met een afgebroken tak. Met woord en gebaar maakt hij duidelijk dat deze stok, gestoken in de vaste en afgebroken buis, de knalpijp in de lucht houdt en dat je daarmee ‘gewoon’ naar huis kunt rijden. Omdat de tak voorzien is van stevige doornen, tovert hij een stuk doek, vermoedelijk een zakdoek, uit zijn zak. ‘Gebruiken’ zegt hij, ’anders stok doet pijn’. Na enig geprutst steekt de stok in beide pijpeinden en blijft het afgebroken stuk mooi in de lucht hangen. Met een ‘Laat doek maar zitten, heb ik niet meer nodig’, probeert hij de teruggave van de zakdoek te voorkomen. Intussen zijn de beide vrouwen aan de praat geraakt. In het Frans maakt zij duidelijk dat ze uit een ver Oost-Europees, misschien wel Aziatisch land komen, dat zij in haar jeugd Frans heeft geleerd en dat ze nu in het AZC een paar honderd meter verder wonen. Met ‘Geen dank’, een ferme handdruk en heel veel glimlach wordt afscheid genomen van deze onbekende vriendelijke hulpverleners. Enige tijd later zijn beide auto’s weer op weg naar de thuisbasis.

Thuis aangekomen, wordt het verhaal overdacht en besproken. Hoe gek zit de wereld en de mens toch in elkaar? Natuurlijk was het niet zo’n fijne plek voor een pechgeval, natuurlijk waren er mogelijk vreemde figuren in die omgeving en natuurlijk moet je voorzichtig zijn, want niet ieder mens heeft dezelfde hulpbiedende instelling, toch mag bevooroordeling niet de overhand krijgen. Dat gebeurde ons wel. Zijn we dan toch beïnvloed door politici en hun populistische uitspraken, door websites waar je ‘problemen’ met andere nationaliteiten kunt melden, door een overdaad aan kommer en kwel in de diverse media? Mogelijk, daarom hier een vette pluim, voor de mensen die in Nederland vrijheid, rust en geborgenheid zoeken en uit gewoonte of goede bedoelingen, hun schone broek vuil maken, hun handen open halen aan doornen, hun zakdoek beschikbaar stellen en helpen daar waar hulp nodig is. Ik weet niet in welke taal ik kan bedanken, dan maar op deze manier: Bedankt mensen voor jullie onbaatzuchtige hulp.