donderdag 24 januari 2013
Afstempelen
Woorden zijn woorden en hoewel men dezelfde letters gebruikt en het woord hetzelfde geschreven wordt, kan het zo maar zijn dat gebruikers van dat woord er een andere betekenis aan geven. Momenteel is een kwart van Nederland in de ban van het woord afstempelen.
Schaatsend Nederland wil graag afstempelen, zij kunnen daarmee aantonen dat ze aan een of andere officiële schaatstocht hebben deelgenomen, de stempelposten op een goede manier gepasseerd zijn en de finish op tijd gehaald hebben. Niet officiële deelnemers kunnen niet afstempelen en zijn dan ook aangewezen op hun eigen sterke verhalen. Het is voor hen te hopen dat een of andere lokale of landelijke tv-zender opnames van hun gespartel maakte.
Een andere kwart van Nederland zit thuis met de neus in de teletekst of op de flikkerende monitor van hun pc te kijken. De centrale verwarming staat zeker niet op de hoogste stand, toch loopt het zweet langs hun lijf. Ze hebben het warm, want zij hopen dat hun aandelen/obligaties niet worden afgestempeld en daarmee hun nominale waarde verliezen. De waarde van de obligatie verdwijnt dan als sneeuw voor de zon, zij komen daarmee in een financieel wak en halen niet de beoogde financiële finish. Zij willen geen stempeltje ontvangen, zij willen geeneens op tv of radio, zij willen niet dat Nederland hun blamage te weten komt.
Afstempelen: hetzelfde woord met een totaal andere betekenis, het ligt maar aan de situatie waarin je verkeert.
Het is dus best gevaarlijk om aan te nemen dat je iemand begrijpt. Spreekwoorden en waarheden, zoals bijvoorbeeld ‘een man, een man, een woord, een woord’, ‘de daad bij het woord voegen’ en ‘een goed woord voor iemand doen’ worden dan ook heel dubieus. Daarmee is de helft van Nederland dus bezig met afstempelen. En als je me nu vraagt wat de andere helft van Nederland doet, geloof me maar op mijn woord, die kijken in het woordenboek en zien: 'af-stem-pelen (stempelde af, h. afgestempeld) van een stempel voorzien: aandelen ~ op 50% de nominale waarde tot 50% verminderen; 'af-stem-pe-ling v (-en).
zondag 20 januari 2013
Sneeuw schuiver
Afgelopen
dagen was het dan eindelijk zo ver, eindelijk sneeuw. De weervoorspellers
hadden een en ander al veel vroeger voorspeld, alleen in het zuiden des lands wilde
het maar niet vallen. Ook de aangekondigde centimeters werden niet gehaald, het
povere resultaat is een centimeter of drie, schat ik.
Toch heb ik
afgelopen dagen af en toe een van mijn passies kunnen uitoefenen, het sneeuwvrij
maken van inrit en het pad naar de voordeur en het is helemaal genieten als je
de sneeuwberg in de tuin ziet groeien. Met de grote plastiek sneeuwschep ging
ik het minieme laagje sneeuw te lijf. Nadat de toegangswegen naar het huis en
de brievenbus er weer mooi bij lagen, de krant werd gescoord, kon ik tevreden
van het ontbijt genieten. Op een werkdag nam ik afscheid van mijn
lief, werd de auto onder de beschermende deken vandaan getoverd en ging ik op
pad. Dertig minuten later, net voor ik naar de parkeerplaats op kon rijden,
moest ik plotsklaps uitwijken voor een uit het donker opduikend, driftig
sneeuw scheppend mens. Met grote halen verplaatste hij de sneeuw uit zijn inrit
naar de weg, daar een grote sneeuwhoop creërend. Het was behoorlijk schrikken,
ik moest hem en zijn sneeuwhoop ontwijken en had geluk dat er op dat moment
geen tegenligger kwam. Nadat ik geparkeerd had, ging ik aan de wandel, het kantoor ligt op enkele minuten lopen. Hij
was nog vlijtig aan het scheppen, de hoop sneeuw op straat werd hoger en hoger.
“Goeiemorgen”, startte ik hoffelijk het gesprek, hij groette buiten adem en
ietwat knoesterig terug. “Ik vind het eigenlijk niet zo prettig dat u de sneeuw
uit uw inrit op straat schept, ik moest uitwijken en de gemeente probeert uit
alle macht de straten begaanbaar te houden!”. Even stopte hij met scheppen.
“Dat beetje sneeuw?” vroeg hij verontwaardigd, “dat is toch zo weer verdwenen!”
Ik proefde het al, met het verkeerde been uit bed gestapt, ik sta in mijn recht,
sneeuw valt uit de lucht en de gemeente moet de rotzooi maar opruimen, mijn
inrit is weer schoon! Hier zou geen argument landen, hier was geen gesprek mogelijk
en met een “Ik hoor het al meneer, U heeft gelijk”, liep ik door naar mijn
werk.
Na einde
diensttijd liep ik richting parkeerplaats en passeerde weer het plaats
delict van die ochtend, de inrit lag er spik-en-span bij, geen vlokje sneeuw te
bekennen. In tegenstelling tot de straat, daar lag nog een behoorlijke hoop
sneeuw, het verkeer en de sneeuwschuivers van Openbare Werken hadden het niet
gered.
Abonneren op:
Posts (Atom)